TOM RIGNEY - ECAUSSINNES - 11/05/13 | |||||||||
|
Afsluiter van het 26ste Spring Blues Festival 2013 in Marche-lez-Ecaussinnes was “Tom Rigney & Flambeau”. Hij was er ook al bij in 2008 en komt voor deze editie van Spring Blues met zijn groep “Flambeau” exclusief naar België. Tom Rigney is Amerikaan, grafisch artiest, violist en componist. Tom heeft meer dan vijfendertig jaren deel uit gemaakt van de ‘San Francisco Bay Area roots music scene’. Tom is de zoon van baseballer Bill Rigney. Hij zette zijn eerste stappen in de muziek scene als leider / violist van de country groep “Back In The Saddle”. Na de split van de groep speelde hij in de “Queen Ida’s Bon Temps Zydeco Band”, met wie hij wereldwijd toerde in 1983 en 1984. Hier groeide zijn liefde voor de Zuid Louisiana dance music (Cajun, zydeco en New Orléans grooves). Deze stijl nam hij mee over naar zijn volgende groep “The Sundogs”. Hij zette de groep op met de singer-songwriter Joe Paquin en slide gitarist T.J. Politzer, bassist John Aughney en drummer Jimmy Hobson. Tom en “The Sundogs” traden vijftien jaren samen op en namen in deze periode zeven albums op. Ondertussen is Rigney een van de eerste blues en roots violisten in de wereld. In 2000 sluit hij een pact met enkele muzikanten uit de San Francisco roots scene en wordt hij frontman van “Tom Rigney & Flambeau”. De groep treedt wereldwijd op. Het debuut album “Red Boots And Rice” kwam uit in 2000. Hierna volgden nog vijf albums en een DVD. Rigney bracht ook twee blues viool albums uit. “Flambeau” zijn het kwartet Danny Caron (gitaar), Caroline Dahl (piano), Steve Parks (bas, vocals) en Brent Rampone (drums). Tijd voor een gesprek met deze unieke frontman! Mr. Rigney, in de volgende weken moet je vaak optreden. De meeste shows doe je in Amerika en Canada. Echter één show doe je Europa, meer bepaald in België, hier in Ecaussinnes. Vanwaar deze (mag ik het) ‘uitzonderlijke’ keuze (noemen)? Waarom kom je naar de ‘tuinen van Brussel’? O.w.v. relaties, mensen, of… is het voor ons lekkere bier? De laatste keer dat ik in België was, was in 2008 (n.v.d.r. dit was ook in Ecaussinnes voor het Spring Blues Festival). Maar, met “The Sundogs”, tourde ik vaker in België. In 1990 traden we in Peer op tijdens het BRBF, een festival dat het publiek en ons altijd zal bijblijven. We traden ook op in clubs, maar de namen ervan, die ben ik vergeten… De laatste weken zijn we heel druk bezig en inderdaad vooral in Amerika, maar hoe zijn we dan in Ecaussinnes beland? André Hobus, de ceremoniemeester van het festival, is een geweldig grote fan van ons. Hij schrijft ook de reviews van onze albums. André heeft me in 2008 in contact gebracht met Pierre Degeneffe, de programmator van het festival. We waren toen ‘volledige onbekenden’. Pierre was voor de nieuwe editie opnieuw geïnteresseerd in ons en daarom staan we hier nu opnieuw. Mr. Rigney, ik wil het hebben over de viool als instrument. Je noemt het zelf ‘violin’ en ‘fiddle’. Is er een verschil? Er is géén verschil. ‘Violin’ of ‘fiddle’, dit is hetzelfde, de instrumenten zijn dezelfde. Alleen, als mensen het hebben over een ‘violin’ hebben, is dit meestal meer in een ‘klassieke omgeving’. In rock muziek in het algemeen, maar meer specifiek in de blues muziek, zijn er maar weinig personen die de viool als instrument gebruiken… Google maar eens op internet en je vind maar enkele violisten in de blues muziek… Dat is juist. Je hebt er waarschijnlijk maar drie gevonden: Clarence “Gatemouth” Brown (n.v.d.r. een muzikant die op bijna elk snaarinstrument speelt), “Papa” John Creach en “Sugar Cane” Harris. Clarence Brown was op de eerste plaats een gitarist, maar speelde ook uitstekend op viool. Van John Creach speel ik een nummer (n.v.d.r. “Tired Of Cryin’” op het album “You’re The One”). Met Otis Taylor speelt inderdaad Anne Harris, een jonge violiste, maar haar heb ik zelf spijtig genoeg nog niet live gehoord. Ik ben benieuwd om haar te horen. Wanneer besloot je van violist te worden? Ik begon viool te spelen toen ik 24 jaar was, daarvoor had ik géén enkele muzikale voorgeschiedenis, ook niet vanuit mijn opvoeding. In de klassieke muziek was ik erg gefascineerd door het instrument. Viool is nog altijd het enige instrument dat ik speel. Als ik met een ander instrument bezig ben en dit probeer aan te leren, dan wil ik altijd en nog steeds terug naar de viool grijpen. Toen ik met de viool begon, zeiden de andere mensen me, dat ik veel te oud was om viool te leren en dat dit ik dat zeven jaar vroeger had moeten doen. Ik leerde zelf spelen op een oude viool, niet omdat ik een klassiek violist wou worden, maar omdat het instrument iets magisch had. Vooral door te luisteren naar andere violisten heb ik leren spelen. Ik besefte heel goed dat een leven als professionele klassieke violist niet voor mij weggelegd was. Ik leerde roots stijlen als bluegrass en Amerikaanse folk, zong met vrienden en coverde Bob Dylan, “Grateful Dead”… tot ik mijn eigen country bluegrass band oprichtte (n.v.d.r. “Back In The Saddle”). We stonden al vrij vlug op een podium, zonder enige rechtvaardiging of ervaring, maar we beleefden er heel veel plezier. En, van het een kwam het ander. Door het horen van western swing muziek, veranderde onze muziekstijl en onze nieuwe stijl, werd een mix van bluegrass en swing. Omdat de bassist van de groep een beetje Delta stijl slide gitaar op een National Steel gitaar kon spelen, werden er enkele oude blues nummers aan het repertoire toegevoegd. Ik luisterde vaak naar oude country blues zangers / gitaristen als Merle “Doc” Watson, waardoor mijn voorkeur voor de blues en roots muziek nog sterker werd. Je moet weten dat ik uit Californië kom… Na enkele jaren gespeeld te hebben, werkte ik samen met “Queen Ida” (van de “Queen Ida’s Bon Temps Zydeco Band”), omdat ze een violist nodig had. Ik toerde met haar wereldwijd (n.v.d.r. in 1983 en 1984) en speelde zydeco, een muziek die ik nog niet kende… Het was een heel energieke muziekstijl die gebouwd was op diepe dansbare grooves en toen besefte ik ook dat dit mijn muzikale voorkeur was. Na een jaar was het tijd voor een nieuwe band met een eigen Cajon en zydeco accent, wat resulteerde in “The Sundogs”. We hadden in de groep een geweldige rootsy bluesy songwriter (Joe Paquin) en een goede blues slide gitarist (T.J. Politzer).
De groep waar je mee samen speelt “Flambeau”, kan je hier iets meer over vertellen? Het zijn muzikanten, waar ik al ruim tien jaren mee samenwerk. De naam “Flambeau” is de naam die ik aan de band gegeven heb. Vertaald betekent “Flambeau” toorts. De warmte en de vlammen in de naam hebben iets symbolisch. Sommige fans in het publiek beweren, dat mijn viool soms in vlam staat… Mr. Rigney, waar blijf je na al deze albums en shows de inspiratie en motivatie vinden om blijven door te gaan? Voor mij is optreden en ‘performing’ nooit hetzelfde. Dit is géén sleur, dit is op de eerste plaats plezier en vooral een uitdaging, om telkens en opnieuw met mijn publiek te communiceren en te zien hoe ze reageren. Ik moet nieuwe nummers kunnen schrijven en ik moet ze direct kunnen uitproberen voor een ‘live’ publiek. De onmiddellijke feed back van de luisteraars, het publiek is heel belangrijk. Ik heb altijd graag opgetreden en deze live interactie blijft voor mij een uitdaging. Ik kan dit alleen omdat ik een geweldige begeleidingsband, met heel veel ervaring en kwaliteiten heb. Het album “Don’t Fight It” is opgedragen aan twee personen, die heel belangrijk zijn geweest in uw carrière. Mr. Joe Paquin (uw “Sundogs’”-buddy) en Mr. Vassar Clements, over wie je een lied schreef, “Blues For Vassar”. Je noemt Vassar “the greatest fiddler the world has ever seen”. Waarom zijn zij zo belangrijk geweest? Joe Paquin was mijn “Sundogs’” partner. Hij werkte met me samen in een heel belangrijke periode, deze van “The Sundogs”. In die periode was ik 36. Joe Paquin was een briljant songwriter, een goed rhythm gitaar speler en hij speelde ook washboard. Van het ogenblik dat ik Joe ontmoette, klikte het onmiddellijk. We tourden ongeveer 15 jaren samen, we namen veel albums op en beleefden heel veel samen. Het waren veel plezierige en soms bizarre dingen… Joe was heel belangrijk voor mij en ook kort voor de groep als lid van “Flambeau”. Nadat “The Sundogs” splitten werd hij de sideman van de groep en trad hij ook solo op. Vassar Clements was een Amerikaanse bluegrass en country violist. Hij was de man die blues in country songs bracht. Hij opende voor mij de ogen. Hij kon de muziek anders horen dan een gewone toehoorder. Iedere violist van mijn ouderdom bewonderde Vassar. Ik heb hem voor het eerst ontmoet in het begin van mijn carrière, na een radio show met mijn bluegrass groep. Nadat ik de hype Vassar in de studio tegen kwam en met hem praatte, werden we vrienden voor het leven. Hij was mijn mentor, mijn beschermheer en hij leerde me hoe een ‘echte muzikant’ te worden. Hij was de man die iets in me zag. Op de dag dat hij stierf schreef ik voor hem het nummer “Blues For Vassar”. Het grootste gedeelte van jouw muziek is ‘Cajun, zydeco & blues’. Maar er zijn ook de ballades, walsen en de Keltische songs. Waarom deze ‘extra’s’? Ik breng hoofdzakelijk Cajon en zydeco, maar de andere muziek in mijn live shows is ook belangrijk. Ik beperk me zelf niet in mijn stijlen. De keuze van mijn nummers, de play list, wordt ook bepaald door de plaats waar ik speel. Vandaag speel ik op een blues festival, dus het zal wat meer roots muziek zijn, met meer diepere grooves en geen Keltische songs… Maar nogmaals, ik heb géén beperkingen op wat ik schrijf en op wat ik live speel. Voor de toekomst, Mr. Rigney, zijn er jonge muzikanten, die jou (jullie, de band) willen vervoegen? Het klopt dat de meeste jongeren liever gitaar willen spelen, dan viool. Maar er zijn jonge violisten! Vaak kiezen ze de bluegrass, folk en de Keltische stijl, maar ze zijn er. Momenteel ken ik weinig violisten die een van mijn stijlen verkiezen. Het gebeurd wel eens dat iemand me vraagt om te mogen meespelen. Momenteel is er een jonge zeventienjarige jazz muzikant met wie ik wel eens samen speel en deze interactie is telkens geweldig. Mr. Rigney, naast muzikant bent U ook een grafisch artiest. U maakt ‘giglee prints’ en ‘animation’… In mijn vrije tijd, voor zover ik die heb, ben ik wat ik voor mijn periode als violist was, grafisch artiest. Ik heb veel geschilderd en gefotografeerd, maar nu doe ik nog grafisch werk, dat gebaseerd is op originele pastel en olieverf tekeningen / schilderijen. Ik scan deze in en bewerk ze op hoge resolutie. Door ze te bewerken en op een speciale manier uit te printen, bekom je ander grafisch werk. Voor mij is het een soort hobby, die ik echter soms wat te serieus neem, in de weinig vrije tijd die ik heb. Het gedeelte animatie doe ik ook op internet d.m.v. grafische toepassingen, dit is nu eerder bijzaak geworden. Je vader was een goed sportman, een gekend baseball speler (Bill Rigney)… Mijn vader was inderdaad een goed sportman en later ook manager. Hij stond graag in de belangstelling en hij leefde voor de sport; maar hij liet het niet overkomen op ons, dat we ook verplicht waren om hem hierin te volgen. Wat ik wel van hem geleerd heb, is te doen wat je graag wil doen en waar je goed in bent. Mijn broer ging wel de sportwereld in, niet als speler, maar als manager. Of ze naar mij komen luisteren? Ja, pas toen ze wisten dat ik bij de besten behoorde… Slotvraag: wat na Ecaussinnes? Na dit optreden vliegen we terug naar huis en werken we onze verdere agenda in Amerika en Canada af, maar toch zal ik het niet nalaten om de Europese promotors te contacteren en hen attent maken op ons optreden hier in Ecaussinnes! Vroeger waren de Amerikaanse groepen voor Europa een maatstaf en was een optreden organiseren gemakkelijker, maar dit is vandaag niet meer zo vanzelfsprekend… Eric Schuurmans.
|
||||||||